Hereditas Historiae
/

Website hosted by Irène Diependaal to foster some historical knowledge necessary to understand our present times

Laudatio J.C.H. Blom


Volgaarne aanvaard ik de taak, mij door de Rector Magnificus der Universiteit opgedragen…verklaar ik bij deze U … te bevorderen tot Doctor en U alle rechten te verlenen, die door de Wet of gewoonte aan het Doctoraat zijn verbonden. Ten bewijze hiervan zal U het diploma, door Rector en Promotor ondertekend en met het grootzegel der Universiteit bevestigd, ter hand worden gesteld… 

 

Irène Diependaal, 5 november 2013, tijdens de laudatio zoals uitgesproken J.C.H. Blom.


Doctor Diependaal, Zeer geleerde Irène,

De zojuist door mij uitgesproken gelukwens was voorgeschreven tot in de kleinste bewoordingen. Graag doe ik het - nu geheel onverplicht, in eigen woordkeus en daardoor des te meer gemeend - nog eens over. Ik doe dat ook namens mede-promotor Remieg Aerts, die ik dank zeg voor de samenwerking in dit project. En wij voegen daar onmiddellijk onze complimenten voor je boek aan toe. De geschiedwetenschap en een breder politiek en maatschappelijk geïnteresseerd publiek zijn ons inziens verrijkt met een waardevolle bijdrage over het Nederlandse koningschap, in het bijzonder in de negentiende eeuw. Ik licht dat graag toe.

Indien we de huidige monarch even buiten beschouwing laten - het lijkt wat vroeg om tot interpretatie en evaluatie over te gaan - valt, als wij het koningschap van de Oranjes in ons land proberen te overzien, op hoezeer er een contrast is tussen de bijna tachtig jaar van de drie koningen en de 115 jaar van de drie koninginnen. Het is overigens de vraag of het geslacht van de monarchen daarbij van veel, laat staan doorslaggevende betekenis is. Ik meen te weten dat het jouw overtuiging is, Irène, dat dit niet het geval is. Maar het contrast tussen een nogal conflictueus en kwetsbaar koningschap eerst en een juist op brede (en toenemende) waardering steunende en nagenoeg onomstreden constitutionele monarchie later, is er niet minder door. De tussenfase van het regentschap van Emma lijkt daarin van cruciale betekenis. Een monografie met een sterk biografische inslag over dat regentschap is dus bij voorbaat welkom. Dat geldt des te meer nu later dit jaar, in het kader van de aandacht voor 200 jaar Koninkrijk, van die drie koningen nieuwe biografieën zullen verschijnen. De timing van deze promotie is geen toeval.

Van Emma - om haar naar modern gebruik maar quasi amicaal uitsluitend bij de voornaam te noemen (zij zelf zou er van gegruwd hebben) - is in de spraakmakende literatuur een beeld gaan domineren van een bewust vernieuwende en moderne regentes, die het koningschap in burgerlijke en liberale richting omboog en zo aansluiting vond bij veranderende verhoudingen in de Nederlandse natiestaat. Jouw boek, Irène, stelt dat dit beeld onjuist is, althans niet in de bronnen kan worden gebaseerd. En juist in die bronnen deed jij zeer grondig onderzoek. Je vond daarbij veel buitengewoon interessant en vaak ook amusant materiaal, dat je op bekwame wijze in een verhalende stijl verwerkte. Je boek is daardoor om te beginnen een aangename leeservaring. Maar wetenschappelijk veel belangrijker is, dat je laat zien dat Emma’s drijfveren, wat ook de uitkomst van haar handelen moge zijn geweest - intentie en effect vallen niet vanzelfsprekend samen - nu juist niet bewust vernieuwend waren en al evenmin liberaal of burgerlijk. Integendeel: zij werd gedreven door een sterk beleefd plichtsgevoel ten behoeve van haar jonge en kwetsbare kind de Oranje-dynastie te redden en dat kind voor het dragen van de kroon al op achttienjarige leeftijd, zodanig voor te bereiden dat die redding duurzaam zou zijn. Een conserverende intentie dus en dynastieke politiek, in de eerste plaats om zo veel mogelijk de rommel op te ruimen die haar schoonfamilie in de loop der tijd had opgehoopt. De metafoor is van mij en kan jou niet worden aangerekend! Jij noemt het deftiger “de problematische erfenis van Wilhelmina”. Een erfenis die ook politiek problematische aspecten kende, al stond er natuurlijk oud ‘kapitaal’ van een geschiedenis van de Oranjes in de Nederlandse geschiedenis tegenover, waaruit voor de stabilisatie geput kon worden.

Deze centrale en samenbindende these, waarvoor je veel en overtuigend materiaal aanvoert, spat van de bladzijden. Ik hoef er hier dus verder niet op in te gaan. Lees dit boek zou ik het publiek willen toeroepen. Er valt veel uit te leren, ook over onderwerpen waarover ik nu niet repte, zoals: de verhoudingen aan het hof (waaronder de problemen over de opvolging tussen Willem III en zijn zonen, die hem uiteindelijk niet eens overleefden; maar ook de moeizame relatie van Emma met de Nederlandse adellijke en hoog-burgerlijke aristocratie) en het ontstaan van het Koninklijk Huisarchief (wellicht het meest verrassende deel van je boek en in ieder geval een heel boeiend aspect ervan). Zo is dit boek à these een zeer smakelijke en rijpe vrucht, voortgekomen uit je veel bredere belangstelling voor  het koningschap en studie meer in het bijzonder naar ontwikkelingen in zowel de Britse en als Nederlandse monarchie. Niet toevallig heeft je boek een duidelijk internationale dimensie. Wij hopen dan ook dat wij in de toekomst nog meer van dit soort mooie boeken kunnen verwachten...

In je boek, Irène, bedank je aan het slot meer dan honderd personen. Dat is elegant en aardig, maar laat het vooral het zicht niet ontnemen op de sterke mate waarin dit boek in onafhankelijkheid en zelfstandigheid  (autonomie, zo je wil) tot stand is gekomen. Dat hoort natuurlijk ook (een proefschrift is een proeve van bekwaamheid in zelfstandige wetenschapsbeoefening), maar daarin zijn gradaties. In dit geval hebben wij te maken met een heel breed onderzoek dat al voor je er met je promotoren contact over kreeg in een heel ver stadium was en de uiteindelijke keuzen in het meer recente traject naar vandaag waren steeds volledig de jouwe. Ook daarvoor willen wij als promotoren graag onze waardering uitspreken.

Op je verzoek, Irène, begeeft deze laudatio zich niet op het terrein van de persoonlijke achtergrond en omstandigheden. Met des te meer genoegen mag ik wel dit zeggen: al op de basisschool was je een boekenkind, dat zich op ongewoon serieuze wijze in geschiedenis verdiepte met klaarblijkelijke belangstelling voor sterke mannen en vrouwen en hun motieven in specifieke historische omstandigheden. Dat kind, door de omgeving soms wat verwonderd bezien, heeft zich tot een zeer bekwame, vandaag op het hoogste academische niveau gecertificeerde, historica ontwikkeld. Dat is gerechtigheid en dat is de eerder uitgesproken gelukwensen ten volle waard. In die gelukwensen betrek ik ook graag je echtgenoot Hans, wiens rol door jou zelf als onmisbaar en cruciaal is omschreven. En daarmee zijn wij toe aan de afsluiting van deze laudatio, die weer een voorgeschreven tekst heeft en wel één waaraan ik om allerlei reden hecht en die ik dus uit volle overtuiging uitspreek:

Waardeer de verkregen waardigheid als een eervolle onderscheiding, een gewichtig voorrecht en vergeet dan ook nooit de verplichtingen die zij U oplegt jegens de wetenschap en de samenleving!


Amsterdam, 5 november 2013.

J.C.H. Blom


Hans Blom is emiritus hoogleraar Nederlandse Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Van 1996 tot en met 2007 was hij directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) te Amsterdam.



Op de foto van links naar rechts: Niek van Sas (UvA), Henk van Nierop (UvA; waarnemend Rector Magnificus), James Kennedy (UvA), Hans Blom (UvA; 1e promotor ), Remieg Aerts (KUN; 2e promotor), Jan de Bruijn (VU) en Yme Kuiper (RUG). Afwezig lid Promotiecommissie: Maria Grever (EUR). Piet de Rooy (UvA) zit achter Remieg Aerts op de tweede rij en is daardoor nauwelijks zichtbaar. 

De promotiecommissie bestond - op alfabetische volgorde - uit: Jan de Bruijn (VU), Maria Grever (EUR), James Kennedy (UvA, tegenwoordig UU) Piet de Rooy (UvA) en Niek van Sas (UvA). Yme Kuiper (RUG) was gast-opponent met oog op afwezigheid van Maria Grever.